Historie: Het eesten

Hoe ging dat vroeger?

In het verleden was men afhankelijk van de zon. Alleen de zon zorgde ervoor dat de kegels open sprongen. Het in grote hoeveelheden buiten op een hoop liggen te drogen van deze kegels noemde men ‘pleinen”.
Omstreeks maart was de zon al zo warm dat de meeste kegels open gingen en kon men het zaad kon opscheppen. Er was ook een z.g. ‘vogelwacht’, want de dennenzaden hadden grote aantrekkingskracht op zaadetende vogels zoals de groenvink.

In 1928 werd een schuur (foto 1) ingericht speciaal voor het drogen van de kegels. Deze zaadeest bestond uit 60 horden (foto 2) en 2 cokeskachels (foto 4). Deze horden werden op elkaar gestapeld (foto 3) en 2 cokeskachels zorgde voor een hete luchtstroom (49c). Na 3 dagen van constante temperatuur sprongen de kegels open. Nu kon men het zaad eruit zeven. Dit gebeurde met 2 man. Met een zeef (foto 5), gevuld met kegels, werden horizontale en op en neer gaande bewegingen gemaakt. Het zaad viel door de zeef op de grond werd opgeschept en schoongemaakt.
In 1950 werd deze nieuwe zaadeest gebouwd (foto 6).
Alle gebouwen zijn inmiddels verdwenen.

De schuur. Horde. Gestapelde horden.
Cokeskachel. Zeef. Nieuwe zaadeest.